Raad van State: wetsvoorstel box 3 ‘haast onmogelijke opgave’

De tegenbewijsregeling die het kabinet als tussenoplossing heeft opgetuigd voor de box 3-problematiek stelt de Belastingdienst voor een hels karwei, vindt de Raad van State.
De afdeling advisering van de Raad van State heeft zich gebogen over het wetsvoorstel tegenbewijsregeling box 3. Dat is opgesteld na de uitspraak van de Hoge Raad uit juni vorig jaar, die bepaalde dat aanvullend rechtsherstel in box 3 moet worden geboden over de jaren vanaf 2017. Belastingplichtigen moeten aannemelijk kunnen maken dat het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. In dat geval wordt met het lagere rendement gerekend.
Rechtmatig is nog niet doelmatig
Raad van State constateert dat de regering terecht haar verantwoordelijkheid neemt om de vuistregels van de Hoge Raad om te zetten in een wettelijke regeling. “Maar een rechtmatige wettelijke regeling betekent nog niet dat deze ook doelmatig is. Als de tegenbewijsregeling niet ‘doenbaar’ en uitvoerbaar is, draagt deze uiteindelijk niet bij aan rechtsherstel voor betrokkenen.”
En die uitvoerbaarheid is een groot obstakel. Het wetsvoorstel stelt de Belastingdienst voor “een haast onmogelijke opgave”, aldus het adviesorgaan. “Uit de uitvoeringstoets volgt dat de Belastingdienst grote inspanningen moet leveren en de risico’s op procesverstoringen groot zijn. Het advies is dan ook om mitigerende maatregelen te treffen en waar mogelijk met dit wetsvoorstel in te voeren om de uitvoering te ontzien. Het is van belang dat de regering zich proactief richt op het beperken van procesrisico’s en kosten.”
Risico’s in kaart brengen
Met name moet worden afgewogen of een tegenbewijsregeling met een zo zuiver en fijnmazig mogelijke bepaling van het werkelijke rendement opweegt tegen de grote inzet van mensen en middelen om dit te bereiken, vindt de Raad van State. Verder moeten ook de risico’s van termijnoverschrijdingen van beslistermijnen in kaart worden gebracht brengt en adequate maatregelen worden getroffen om zeker te stellen dat de uitvoering en rechtspraak niet vast komen te zitten.
Wel ziet de raad dat er maar beperkt ruimte is om in aanvulling op de vuistregels van de Hoge Raad de bepaling van het werkelijke rendement vorm te geven. “Daar waar ruimte is, zoals bij de waardering van het eigen gebruik van onroerende zaken, luidt het advies om deze ruimte te benutten. Dit om de Belastingdienst zoveel mogelijk te ontzien en procesrisico’s en daarmee ook de werklast van de rechterlijke macht waar mogelijk te beperken.”
Financiën tevreden met advies
Ondanks de zorgen van de Raad van State is staatssecretaris Tjebbe van Oostenbruggen (Financiën) tevreden met het advies. Een woordvoerder wijst erop dat fiscus al aan maatregelen werkt om de hersteloperatie in goede banen te leiden. Zo werft de dienst extra personeel en ontwikkelt een formulier waarmee mensen “op een geautomatiseerde en gestructureerde manier hun werkelijke rendement kunnen opgeven”.