Facturerende profhockeyer is volgens rechter toch werknemer
Een profhockeyer die zich als ondernemer liet inhuren door een club, was toch in loondienst, zo oordeelt de rechtbank Noord-Holland. Bepalend daarvoor is onder meer dat hij als speler aanwijzingen van de coach moest opvolgen. Aan eerder afgegeven VAR-verklaringen kan de man geen rechten ontlenen.
Een professioneel hockeyer is van 2010 tot en met 2021 lid van het eerste elftal bij zijn club. Per 2016 heeft hij zich als ondernemer voor de omzetbelasting geregistreerd. Hij geeft de eerste drie jaren steeds een omzet rond de ton aan. Met de club sluit de speler via zijn vof sinds mei 2012 per seizoen een overeenkomst van opdracht. In januari 2016 staat in die overeenkomst dat het gaat om een ‘nieuwe opdracht buiten dienstverband’ en dat de overeenkomst voor vier seizoenen geldt ‘gelet op de grote waarde van opdrachtnemer voor opdrachtgever en van opdrachtgever voor opdrachtnemer’.
Boegbeeld van de club
Daarbij wordt ook gewag gemaakt van ‘de bijzondere aard van deze overeenkomst, ook blijkend uit de lange duur, aangezien er bijzondere, sportieve prestaties en een positie als boegbeeld en uithangbord binnen en buiten [de club] van hem worden verwacht, waarbij opdrachtnemer zich zal opstellen volgens de maatschappelijk geldende normen van sportiviteit en respect’. Er wordt een vergoeding van maandelijks € 4.166,67 exclusief btw overeengekomen. Die wordt niet door de vof, maar door de speler gefactureerd. In januari en februari 2017 speelt de hockeyer daarnaast in een korte buitenlandse competitie voor een andere club. Daarvoor strijkt hij in totaal ruim 28.000 dollar op, onder inhouding van de lokale belastingen. Verder beurt de speler in 2017 nog ruim € 30.000 aan sponsorgelden.
In de VAR-aanvragen over eerdere jaren heeft de speler steeds vermeld ‘het op contractbasis vertegenwoordigen van bedrijven en instellingen bij sportevenementen en bedrijfsuitingen’, voor meer dan 700 uur per jaar. Hij geeft ook aan dat hij verplicht is alle aanwijzingen van de opdrachtgever(s) op te volgen bij de uitvoering van de VAR-werkzaamheden.
Verlengde VAR-verklaring
De Belastingdienst bekijkt de aangifte 2017 en legt de hockeyer een aanslag op: hij is feitelijk in loondienst actief geweest, aldus de fiscus. De speler is het daar niet mee eens en betoogt voor de rechter dat er geen dienstbetrekking was en dat hij voor 2017 in het bezit was van een (verlengde) VAR-verklaring. Er was geen gezagsverhouding tussen hem en de club en hij was niet gehouden persoonlijk arbeid te verrichten omdat tijdens de wedstrijd spelers vervangen worden, hij bij blessures niet inzetbaar is en hij als aanvoerder ook mede de opstelling bepaalde, zo stelt hij.
Gezagsverhouding
De rechtbank vindt dat de activiteiten als veldhockeyspeler niet kwalificeren als onderneming. Met verwijzing naar de Hoge Raad neemt de rechter in ogenschouw dat bij de beoordeling de bedoeling van beide partijen geen rol speelt. ‘De overeenkomsten houden naar het oordeel van de rechtbank in dat eiser tegen een overeengekomen beloning verplicht is gedurende een vastgestelde periode (het seizoen) persoonlijk arbeid te verrichten en dat hij zich daarbij dient te richten naar de aanwijzingen die hem door de werkgever worden gegeven zodat sprake is van gezagsverhouding. Immers, veldhockey is een teamsport en het is een feit van algemene bekendheid dat de coach namens de werkgever de opstelling bepaalt, wissels toepast, tijdens het spel aanwijzingen aan de spelers geeft, en verder aanwijzingen geeft voor het aanwezig zijn bij en participeren aan wedstrijden en trainingen en dat de spelers deze aanwijzingen dienen op te volgen.’
De hockeyer heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij zich naar eigen keuze kon laten vervangen door een andere speler. ‘Dit is naar het oordeel van de rechtbank gelet op de kwaliteit en positie als boegbeeld en uithangbord van eiser zoals ook omschreven in de preambule van de overeenkomst met [de club] feitelijk ook niet mogelijk.’
De werkzaamheden voor de clubs kunnen niet via absorptie worden aangenomen als winst uit onderneming, omdat ze ruim 60 procent van het totaal van zijn inkomsten uit werk en woning uitmaken. ‘Verder is ook niet gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, dat eiser meer tijd zou hebben besteed aan zijn werkzaamheden verricht als ondernemer dan aan zijn werkzaamheden in dienstbetrekking.’
Feitelijke omstandigheden gewijzigd
De VAR-verklaring kan de speler evenmin baten, nu er voor 2017 geen specifieke verklaring is afgegeven en hij bovendien bij het aanvragen van de VAR-WUO onjuiste informatie heeft verstrekt. De rechter verwijst opnieuw naar de Hoge Raad, die heeft geoordeeld dat voor in rechte te beschermen vertrouwen meer is vereist dan de enkele omstandigheid dat de aangifte gedurende een aantal jaren bij het vaststellen van de aanslag is gevolgd. Bovendien heeft een VAR-beschikking alleen gelding als de feitelijke omstandigheden later overeenkomen met de feiten op basis waarvan de beschikking is afgegeven. In 2017 werkte de hockeyer niet meer via een vof, maar op eigen naam. Daarnaast is ‘het op contractbasis vertegenwoordigen van bedrijven en instellingen bij sportevenementen en bedrijfsuitingen’, zoals in eerdere aanvragen vermeld, niet hetzelfde als het als professioneel hockeyer spelen op basis van een contract voor één of meer seizoenen bij hockeyclubs, aldus de rechter. Een ander belangrijk punt is nog dat alle overige veldhockeyspelers van de club wel op de loonlijst stonden: die werkzaamheden werden dus wél in loondienst uitgevoerd.
Rechtbank Noord-Holland, 29 november 2022