Wet werkelijk rendement box 3 aangepast na consultatie: wat moet je weten?
De contouren van het nieuwe box 3-stelsel beginnen steeds meer vorm te krijgen. Demissionair staatssecretaris Van Rij heeft enkele aanpassingen gemaakt ten aanzien van het voorliggende wetsvoorstel. Deze aanpassingen worden nodig geacht naar aanleiding van nieuwe inzichten uit de internetconsultatie van onder andere de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs. De nieuwe Tweede Kamer en het kabinet gaan uiteindelijk over de definitieve vorm van het nieuwe box 3-stelsel. Hoe de exacte vormgeving van box 3 zal zijn, blijft vooralsnog dus nog even in het midden. Desalniettemin zijn sommige wijzigingen in het wetsvoorstel door de demissionair staatssecretaris logisch danwel noodzakelijk geacht.
Wat is er gewijzigd in het wetsvoorstel?
Het wetsvoorstel is op vijf punten gewijzigd naar aanleiding van de internetconsultatie. De wijzigingen zijn aangebracht, onder andere, om oneigenlijk gebruik te voorkomen en om van het nieuwe box 3-stelsel een meer coherent en kloppend geheel te maken. Wijzigingen zijn aangebracht ten aanzien van de eerste box 3-woning, timing van kostenneming bij aankoop van genotsrechten, waarderingsregels van bepaalde bezittingen, verliesverrekening en valutaresultaten.
De eerste box 3-woning
In mijn eerdere nieuwsbericht van 28 september 2023 heb ik de fiscale positie van een tweede woning besproken. Kort gezegd zou een tweede woning jaarlijks tegen een vooraf vastgesteld forfait worden belast als de woning hoofdzakelijk in eigen gebruik was, oftewel binnen het eigen huishouden. Dit zou alleen gelden ten aanzien de tweede woning. Een eventuele derde woning wordt pas in de heffing betrokken als de vermogenswinst ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Met de recente wijziging van het wetsvoorstel wordt de fiscale positie van de tweede woning voor eigen gebruik gelijk getrokken met de fiscale behandeling van een derde woning. Dit betekent dat alle onroerende zaken in box 3 dezelfde fiscale behandeling zullen ondergaan: pas bij daadwerkelijke realisatie, bij bijvoorbeeld verkoop, gaat de vermogenswinst of het verlies in de box 3-heffing worden betrokken.
Timingswijziging kostenneming bij aankoop van een genotsrecht
In het eerdere wetsvoorstel mochten de kosten van de aankoop van een genotsrecht in één keer in aftrek worden gebracht. Voorbeelden van genotsrechten zijn het recht op vruchtgebruik en het recht van erfpacht en opstal. Op basis van de internetconsulatie is geconcludeerd dat deze behandelwijze zou kunnen leiden tot oneigenlijk gebruik. Om die reden kunnen de kosten niet meer in één keer in aftrek worden gebracht, maar kunnen de kosten slechts voor gelijke delen in aftrek worden gebracht gedurende de bezitsperiode van het genotsrecht.
Waarderingsregels van bepaalde bezittingen
Als het gewijzigde wetsvoorstel wordt aangenomen, gaat het nieuwe box 3-stelsel naar alle waarschijnlijkheid van toepassing zijn vanaf 2027. Het voorgaande wetsvoorstel schoot echter tekort in de te hanteren beginwaarde van onroerend goed en de verkrijgingsprijs van aandelen in familiebedrijven en innovatieve startups (voor een omschrijving van deze begrippen verwijzen wij terug naar ons bericht van 28 september 2023). In het gewijzigde wetsvoorstel is opgenomen dat als het ware een step up wordt verleend. De waarde in het economische verkeer per begin van 2027 van het onroerend goed, familiebedrijf en/of startup wordt in aanmerking genomen. De wijze van belastingheffing is hetzelfde als vermeld onder ‘De eerste box 3-woning’, oftewel, pas bij daadwerkelijke realisatie wordt belasting geheven over de verkoopprijs min de waarde van het goed per begin 2027.
Verliesverrekening en valutaresultaten
Uiteraard kan zich de situatie voordoen dat de beginwaarde per begin 2027 van, bijvoorbeeld, aandelen in het familiebedrijf hoger is dan de verkoopprijs waardoor een verlies ontstaat. Zoals wij eerder aangaven kon op basis van het vorige wetsvoorstel een verlies met een eerder jaar worden verrekend. In het gewijzigde wetsvoorstel is deze mogelijkheid geschrapt, wat inhoudt dat verliezen alleen nog maar in de toekomst verrekenbaar zijn.
In het vorige wetsvoorstel was ook aangegeven dat valutaresultaten op banktegoeden niet zouden worden meegenomen in de belastingheffing. Het nieuwe wetsvoorstel betrekt daarentegen wél valutaresultaten in de heffing. Deze wijziging werd nodig geacht omdat het doel van het wetsvoorstel is dat wordt aangesloten bij het werkelijk behaalde rendement. Rendement op banktegoeden kan buiten de genoten rente immers ook ontstaan door valutaresultaten.
Tot slot
Het is geen gegeven dat alle wijzigingen in het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 het uiteindelijk zullen halen. De nieuwe Tweede Kamer en kabinet zullen hier uiteindelijk over gaan. Gezien de redenen van de aangebrachte wijzigingen, kan het echter wel raadzaam zijn in bepaalde mate te anticiperen op het toekomstige box 3-stelsel.